Daag en tot nooit meer

foto artikel

In 2015 verhuisde ik met m’n vriendin naar een appartement in laag-Schaarbeek. Gesandwichet tussen de verwelkte vensterbloempjes van de Aarschotstraat en het beruchte Liedtsplein vonden we een mooi en betaalbaar appartement. Misschien niet de beste buurt, maar daar trokken wij ons geen fluit van aan. Na vele jaren in de warme schoot van onze Alma Mater kon de cultuurshock echter niet groter zijn en gingen mijn ogen wagenwijd open.

Er zijn er te veel. Zo, het is gezegd. Natuurlijk niet luidop, want voor je het weet, ben je een wereldvreemde, een extremist. En toch… Als ik buiten kom en ik zie ze daar en masse staan roken en kabaal maken, braak ik een beetje in mijn mond. Veelkleurig tuig dat ganser dagen werkloos op straat staat, alsof alles aan hen toebehoort. En als ze, god verhoede, al eens iets moeten doen, is het rauwe agressie troef. Het is een trieste realiteit in Schaarbeek, maar je zou niet de eerste zijn die door één van hen wordt gemold.

En ik begrijp het wel hoor. Na de oorlog was fysieke inspanning leveren in de barre Belgische omstandigheden plots iets vies geworden en hebben we ze massaal naar hier gehaald. Maar ze bleven en vermenigvuldigden als konijnen in een selderkwekerij. Met steun van de overheid, dat spreekt. De vicuñaswollen sokken zullen blaten over het onderbuikgevoel, maar niets is minder waar. Ze kosten ons minstens vier miljard euro aan belastingen per jaar volgens de Europese Commissie. Daar kun je een hoop scholen, rusthuizen en crèches mee bouwen voor het volk. Toch blijft de politieke klasse dat electoraat op de wenken bedienen. Het voelt alsof ik een vreemde ben in mijn eigen straat. Zum Kotzen.

Dus dagdroom ik soms van meer levensruimte, van een plaats waar zij niet zijn. Elke dag zie ik in Brussel dat vreedzame co-existentie onmogelijk is. Het zit niet in hun aard. Ze maken me ziek en ik ben het beu om me aan te passen. De oplossing is nochtans simpel. Een enkeltje richting een industriële oven waar ik, extatisch van vreugde, rond hun smeulende resten zal dansen. Zodat ik ’s nachts, als ik hen passeer, niet meer m’n sleutels tussen m’n knokkels hoef te klemmen uit goesting om er eentje kapot te maken. Maar ik verlaag me niet tot hun niveau. Ik ben the bigger man en ik wacht. Tot de auto eindelijk niet meer welkom is in de stad.

 

DISCLAIMER: De redactie ontvangt graag jouw klachten op thowerkteraan@gmail.com, maar wel eerst alles lezen voor je jezelf belachelijk maakt, hé.

5 gedachtes over “Daag en tot nooit meer

  1. Ondanks het feit ik er thuis eentje heb die doet wat ze moet doen, waar ik toch minstens 1 keer per in mag zitten én – frankly – ik heb haar gisteren gewoon bijna kapot gereden, vind ik ook wel dat ze met veel te veel zijn. Zeker hier in Bxl. Gewoon wa minder zou al fijn zijn…

    Geliked door 1 persoon

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s